70 jaar Loosduinse groente-veilingen

24 juni t/m 16 december 2017

Booming was de tuinbouw in Loosduinen in het laatste kwart van de 19e eeuw. De oppervlakte aan tuinen steeg van 100 ha. in 1870, naar 280 ha. in 1905. Ook het telen zelf veranderde ingrijpend. Werd vroeger de tuinbouw uitgeoefend in de volle grond, in de jaren na 1880 werd razend snel overgeschakeld op het telen onder glas. De productie van groenten en fruit nam fors toe.  Aan de afzetkant was alles nog bij het oude gebleven. De tuinder kon zijn oogst zelf verkopen op de Haagse markt, meegeven in consignatie met een koopman of een leveringscontract afsluiten met een koopman. De marktpositie van de Loosduinse tuinder hield niet over. Om hierin verbetering te brengen stak een aantal tuinders de hoofden bij elkaar en besloot, naar het voorbeeld in Noord Holland, het avontuur van een veiling in Loosduinen aan te gaan. Op 17 november 1899 stichtten 46 tuinders de Loosduinsche Groentenveiling (L.G.V.) en op 10 april 1900 werd de eerste veiling gehouden. Maar oude gebruiken zijn niet direct de wereld uit. Veel tuinders verkochten een gedeelte van hun oogst onderhands en niet via de veiling. Het bestuur van de veiling gaf  het goede voorbeeld. Zij verkochten al hun komkommers via de veiling en 21 leden sloten hierbij aan. Het verplicht veilen bleef een heikel punt.  Zelfs zo dat in het jaar 1901 een groep tuinders de Vrije Veiling Loosduinen oprichtte.

Maar op de tweede jaarvergadering in december 1901 besloten de leden van de Loosduinsche Groentenveiling ( L.G.V.)  het verplicht veilen in te voeren. Gestart werd met groene komkommers, peen en bloemkool en na een aantal jaren was het verplicht de totale oogst via de veiling te laten lopen. De L.G.V. was de eerste veiling in Nederland waar de leden verplicht waren te veilen. De basis voor een gezonde groei was gelegd. In het jaar 1909 was de omzet  f.1.196.424,78. De veiling was de grootste in Nederland.

In het jaar 1919 splitste een deel van de L.G.V. zich af en richtte de Coöperatieve Groentenveiling op. Dit deed het nodige stof opwaaien. Er lagen persoonlijke conflicten aan ten grondslag; gekleurd met religieuze achtergronden. De Vrije Veiling sloot zich bij de  “Coöperatief” aan. De L.G.V. en de  Coöperatieve veiling waren beide min of meer even groot. Tussen de twee veilingen bleef altijd een spanningsveld bestaan. Alleen bij conflicten met de kooplieden werd er samengewerkt.

Wat werd er zoal aangevoerd?  In de jaren 1925/1930 was de gemiddelde gezamenlijke  aanvoer per jaar op de  groenteveilingen: 10.000.000 kroppen sla, 9.000.000 komkommers, 5.500.000 kg. tomaten, 4.000.000 stuks bloemkool, 2.000.000 kg. spinazie, 7.000.000 struiken andijvie, 1.000.000 bossen peen, 350.000 kg. bonen; plus druiven, spruiten, boerenkool en schorseneren. De grootte van de oogst was  natuurlijk afhankelijk van het weer in de lente en de zomer.

 

Op deze tentoonstelling kunt u de bestaanscyclus van de Loosduinse groenteveilingen bekijken. Voor een Loosduiner met een tuindersachtergrond wellicht een weemoedig gebeuren?